Zomer 1445. In een Noord-Europese stad bevindt zich, in een kamer, de Heilige Maagd, herkenbaar aan haar geplooide mantel en haar ovale gezicht. Ze zit op een troon, op haar schoot het kind, of een boek. Er zijn ramen met uitzicht over bossen en velden. De kamer is gemeubileerd met een vaste inventaris van meubels en spulletjes. Soms is er een engel op bezoek, of een paar individuen in dure 15de-eeuwse kledij. Deze vast omlijnde wereld is wat iedereen voor zich ziet bij het begrip Vlaamse primitieven. En nu het bijzondere: binnen een paar decennia kon een liefhebber deze spullen en gezichten tegenkomen die het hele gebied tussen Portugal en Polen. Deze bundel verzamelt essays over de snelle verspreiding van de noordelijke kunst in heel Europa.